Beeldende vorming les 8
Hallo allemaal, ik heb vrijdag 1 juni mijn achtste les beeldende vorming gehad. Deze les zijn we begonnen met een quiz over beeldend vermogen. Beeldend vermogen houdt in dat iemand zich uit kan drukken in beelden. Er zijn 3 fasen binnen beeldend vermogen waarvan er één opgedeeld is in 2 fasen. De eerste fase is de fase van het krabbelen. Deze wordt meestal afgerond voordat een kind naar de basisschool gaat (2-4 jaar). In deze fase ontdekt het kind dat het met krabbelen/krassen sporen achter kan laten. Het kind werkt vanuit de schouder of elleboog en nog niet vanuit de pols/vingers. De tweede fase heet gecodeerde werkelijkheid. Deze fase is opgedeeld in 2a en 2b. In de fase 2a plaatst het kind de vormen willekeurig op het vlak. Een kind tekent hier vooral het hoe van dingen en gebruikt hiervoor codetekens. In deze fase worden vooral bewegende dingen getekend, omdat kinderen dit interessant vinden. Deze fase duurt van ongeveer 4 tot 8 jaar. In fase 2b ontdekt het kind dat een stuk papier of vlak een boven- en een onderkant heeft. Een kind zal veel dingen op de grond tekenen, omdat dit de grondlijn is. Wolken, een zon en een regenboog komen in de lucht. Het kind houdt voor het eerst rekening met waar je dingen op een stuk papier moet plaatsen (compositie). Alle vormen in een tekening zijn wederom gecodeerd. Deze fase duurt van ongeveer 5 tot 10 jaar. De derde fase wordt zichtbare werkelijkheid genoemd. Deze fase is van toepassing voor kinderen uit de bovenbouw en brugklas (10-15 jaar). In deze fase tekent een kind een natuurgetrouwe weergave van een beeld. Een kind tekent hierbij vooral dingen na of over. Dit sluit aan op de eigen interesse. Een kind zal moeite hebben met het vastleggen van de werkelijkheid. Hierbij kan je een kind helpen door het kind bijvoorbeeld iets te laten fotograferen.
We moesten deze les verschillende kindertekeningen meenemen van vroeger. Hierbij kregen we verschillende opdrachten. De eerste opdracht was om de tekeningen bij de juiste fasen neer te leggen. Hieronder staat ons resultaat. Aan de rechterkant liggen de eerste fase tekeningen. Hier zie je dat er veel gekrast is. Het groene blaadje ligt tussen de eerste en tweede fase in. Op de tekening zie je dat er een kerstboom en uil is getekend, maar is er ook doorheen gekrast. Waarschijnlijk is deze tekening door twee verschillende mensen gemaakt. De een is zat nog in fase een en de ander al in fase twee. Daarnaast zie je drie tekeningen die in fase 2a horen. Hier zie je dat kinderen iets willekeurig op het vlak plaatsen. Op de bovenste tekening zie je een persoon met van alles eromheen. Het kind heeft nog geen besef van de ruimte en waar iets hoort te staan. De tweede tekening is een groot poppetje getekend zonder schaduw en dergelijke. Op de laatste tekening is te zien dat er in vlakken verschillende dingen is getekend. Vanwege de simpele tekeningen hoort deze in fase 2a. Daarnaast ligt er een naast de blauwe tekening nog een tekening. Deze ligt tussen de fase 2a en 2b. Het kind heeft nog geen besef van hoe groot je iets tekent, maar tekent de verschillende voorwerpen wel op de juiste plek. Een bloem staat bijvoorbeeld op de grond. Er is nog geen duidelijke grondlijn zichtbaar. De tekening onderin met eb behoort in fase 2b. Het kind beseft hoe hij/zij deze tekening moet maken en hoe hij/zij met primaire kleuren werkt. Daarnaast zijn de strepen vanuit de pols getekend en niet vanuit de elleboog of schouder. De letters zijn netjes geschreven wat ook duidt op een wat ouder kind. De laatste tekeningen horen in fase 3. Hier is te zien dat een kind een paar handen tekent. Dit is een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid. Daarnaast wordt er met schaduwen gewerkt wat ook duidt op fase 3.
Onze tweede opdracht was dat we een tekening uit moest zoeken die niet in het rijtje thuishoorde. Het kind dat deze tekening had gemaakt moest veel ouder of jonger zijn dan de fase waarin de tekening hoorde. Wij hebben onderstaande tekening hier voor uitgekozen. Deze tekening is gemaakt door een meisje uit groep 2 en hoort tussen fase 2a en 2b. Dit kind hoort dus ongeveer 7/8 jaar te zijn, maar is pas 5 jaar. Er is te zien dat het kind nog geen besef heeft van hoe groot voorwerpen zijn, maar het kind tekent wel voorwerpen op de grond die op de grond horen en voorwerpen in de lucht die in de lucht horen, zoals een bloem op de grond en de zon in de lucht. Er is nog geen duidelijke grondlijn zichtbaar en ook een blauwe lucht ontbreekt. Desondanks loopt het kind toch voor.
Onze derde opdracht was een opdracht waarbij we de begrippen bij de juiste tekeningen moesten leggen. Dit was best een moeilijke opdracht, omdat niet alle begrippen even goed te plaatsen waren en andere begrippen konden bij meerdere tekeningen. Omdat het op de foto's een beetje moeilijk te zien is, leg ik bij elke tekening uit wat we daar hadden (zie de tekeningen hierboven). Bij de tekening met de krassen linksboven hadden we functioneel kleurgebruik. Bij de foto daaronder hadden we bij de oranje snavel schemakleur en bij de onderste tekening hadden we krabbels, maar deze past eigenlijk bij al deze drie tekeningen. Bij de groene tekening zie je een cirkelvormige uil en hier hadden we een gesloten cirkelvorm. Bij de tekening daar schuin boven hadden we kleurnuance bij het klavertje vier en de bruine haren. Daarnaast hadden we afzonderlijke plaatsing, omdat alle voorwerpen afzonderlijk geplaatst zijn op het vlak en hadden we lijnen bij de regenboog rechts bovenin. Bij de tekening daaronder hadden we belang en verdringing, exemplariteit en centrale compositie. Bij de onderste tekening hebben wij geen begrip geplaatst. Bij de tekening linksboven de blauwe tekening hebben wij eerste ordening. Bij de EB tekening hadden we objectkleur(en) en herhaling motief. Bij het woord love hadden we plasticiteit en bij de tekening net rechtsboven love hadden we functionele kleuren en overlapping. Hier staat: baby you light up my world like nobody. Hierin overlappen sommige tekeningen en woorden elkaar. Bij de tekening van de handen daaronder hadden we afsnijding en overall compositie en bij de onderste tekening hadden we haaks contrast. Hieronder staan tenslotte nog een paar tekeningen met begrippen die wij niet hadden en begrippen die we wel hadden, maar hier ook hoorden. Op de eerste tekening zien we een grondlijn, horizon, overlapping, overall compositie, schemakleuren en functionele kleuren. Op de tweede tekening zien we meerdere grondlijnen, haaks contrast en kop(buik)poter en op de derde tekening zien we doorzichtigheid, functionele kleuren en krabbels. Op de tekening onder de eerste tekening zien we een plattegrond en belang en verdringing. Op de tekening daarnaast zien we grootteverschil, eerste ordening, overlapping, meerdere grondlijnen, herhaling motief en exemplariteit. Op de laatste tekening zien we lijnen, schemakleuren, stapeling en een grondlijn.



Als laatste opdracht moesten we een opdracht bedenken bij een tekening. Wij hebben de tekening uit de tweede opdracht gekozen. Hier is te zien dat het kind nog geen grondlijn gebruikt en geen wolken of blauwe lucht tekent. Om ervoor te zorgen dat een kind dit voortaan wel gaat doen, zouden wij de kinderen door middel van tijdschriften een grondlijn laten maken. De kinderen krijgen een thema (bijvoorbeeld lente) en moeten uit verschillende tijdschriften zoveel mogelijk voorwerpen of kleuren halen die met de lente te maken hebben. Deze moeten ze vervolgens op de juiste plek op het vlak plaatsen. Zo kan je bij de lente bijvoorbeeld groen opplakken als gras en blauw voor de lucht, maar ook een zon in de lucht en bloemen in het gras. Op deze manier krijgen de kinderen besef van waar je iets op een vlak plaatst.





Reacties
Een reactie posten